De regels

De 3 V’s

Eén van de hoekstenen in proefdieronderzoek is het principe van de ‘3 V’s’ dat onderzoekers verplicht het aantal proefdieren te verminderen, proeven te verfijnen om dierenleed tot een minimum te herleiden en waar mogelijk, proefdieren te vervangen door andere methodes.

Verminderen

Verminderen betekent dat onderzoekers methodes gebruiken waarbij ze evenveel informatie verkrijgen met minder dieren, of meer informatie met hetzelfde aantal dieren. Bijvoorbeeld, dezelfde proefdieren kunnen gebruikt worden in meerdere studies en gecoördineerde, internationale samenwerkingen verhinderen dat hetzelfde onderzoek op meerdere plaatsen gedaan wordt. Anderzijds zorgen innovaties in bijvoorbeeld beeldvormingstechnologie ervoor dat verschillende gegevens voor één enkel dier kunnen verzameld worden. Het herleiden van het aantal dieren tot een minimum staat centraal maar het is tegelijkertijd belangrijk om te verzekeren dat onderzoekers steeds voldoende informatie verzamelen om tot een resultaat te komen. Als het aantal dieren zo klein wordt dat de resultaten van de proef geen wetenschappelijke waarde meer hebben (onvoldoende statistische kracht), dan zijn de proefdieren onnodig gestorven en is dit onaanvaardbaar.

Verfijnen

Verfijnen betekent dat onderzoekers methodes gebruiken die er voor zorgen dat het dierenleed zo veel mogelijk wordt beperkt en dat het dierenwelzijn maximaal wordt ondersteund. Naast het ethische aspect zijn er ook sterke wetenschappelijke drijfveren om verfijning toe te passen. De manier waarop proefdieren worden gehuisvest en behandeld in wetenschappelijk onderzoek kan hun fysiologie en gedrag beïnvloeden. Een simpele handeling zoals het vastnemen van een proefdier bijvoorbeeld, kan de bloeddruk en hormonenbalans veranderen. Dit is niet alleen onaangenaam voor het dier, maar het kan ook de geldigheid en reproduceerbaarheid van bepaalde data beïnvloeden. Daarom is het minimaliseren van de impact van stress en ongemak van zeer groot belang, in de eerste plaats voor het welzijn van het dier, maar daarnaast ook voor de wetenschap.

Vervangen

Vervangen betekent in de plaats van dierproeven andere methodes gebruiken, zoals celculturen of computermodellen. Voor bepaalde toepassingen is op dit vlak al enorme vooruitgang geboekt, denk maar aan toxicologische testen, waarbij we de schadelijkheid van een product kunnen testen aan de hand van (bijvoorbeeld) huidcellen in een proefbuis. Voor de studie van sommige complexe systemen, zoals bijvoorbeeld de werking van de hersenen of het immuunsysteem, zijn helaas nog steeds proefdieren nodig. Celculturen en computermodellen geven namelijk slechts een beperkt beeld over hoe een stof werkzaam is in een volledig levend wezen. Onderzoekers gebruiken vaak verschillende modellen in parallel: zowel celculturen als computermodellen en proefdieren. Zo kunnen zij een zo goed mogelijk beeld vormen van  het onderliggende mechanismen en de voordelen van iedere benadering maximaal benutten. Deze alternatieve methoden dragen dus ook bij aan de eerste V-pijler: verminderen. Het is wettelijk verplicht om een alternatieve methode te gebruiken als die bestaat.
De “vierde V” van verantwoordelijkheid

Iedereen die betrokken is bij proefdieronderzoek, zowel onderzoekers als instituten, dient zijn verantwoordelijk op te nemen om het welzijn van proefdieren te maximaliseren en potentieel leed tot een minimum te herleiden. Hiervoor wordt iedereen die met proefdieren werkt opgeleid en dit is sinds 2004 wettelijk verplicht. Alle onderzoekers die een studie uitvoeren met proefdieren moeten, alvorens ze met hun onderzoek starten, aantonen waarom geen alternatieven voorhanden zijn om hun onderzoeksvraag te beantwoorden. Ook moeten ze steeds het aantal dieren die nodig zijn voor het onderzoek statistisch verantwoorden en de mate van “ongerief” (niet alleen pijn, maar ook ongemak) bepalen, en de gepaste maatregelen nemen om het minimum leed van het proefdier te verzekeren.

Dit alles wordt door een onafhankelijke ethische commissie beoordeeld en het onderzoek kan enkel starten mits goedkeuring door deze commissie.

Ethische commissie

De Ethische Commissie ziet er op toe dat dierproeven worden uitgevoerd binnen het wettelijke kader rond ethische toelaatbaarheid. Naast de evaluatie van dierproefaanvragen, staan zij ook in voor het inwinnen van informatie en het adviseren van zowel onderzoekers als beleidsmakers.

Opdracht

De Ethische Commissie heeft als opdracht:

  1. de evaluatie en goedkeuring van projecten
  2. het opstellen van ethische criteria rond dierproeven;
  3. advies verlenen aan onderzoekers, proefleiders en medewerkers over de ethische aspecten van dierproeven;
  4. een retrospectieve analyse uit te voeren waar mogelijk

Samenstelling

De Ethische Commissie is samengesteld uit ten minste zeven leden. Ieder project wordt dus beoordeeld door minstens zeven experten, waarin steeds de volgende specialisaties vertegenwoordigd zijn

  • ethiek
  • alternatieve methoden voor dierproeven
  • dierengezondheid en -welzijn
  • onderzoekstechnieken, proefopzet en statistische analyse

De dierenarts of deskundige belast met het toezicht op de gezondheid en het welzijn van de dieren, alsook een vertegenwoordiger van de Dierenwelzijnscel maken deel uit van de Commissie.

Criteria

Welke criteria worden gebruikt bij de beoordeling van een dierproefaanvraag? De Etische Commissie houdt in het bijzonder rekening met de volgende aspecten:

  • de wetenschapsgebieden en wetenschappelijke toepassingen waarvoor de dieren zullen worden gebruikt, met inbegrip van vervanging, vermindering en verfijning op de betrokken gebieden;
  • het ontwerp van proeven, met inbegrip van de statistische aspecten;
  • de proefdiergeneeskundige praktijk
  • de huisvesting en verzorging van de dieren

Geen enkele proef die leidt tot een ernstige mate van pijn, lijden of angst die vermoedelijk lang zal duren en die niet kan worden verminderd, is toegestaan.

Hier kan je het volledige Koninklijk Besluit van 29 mei 2013 rond de bescherming van proefdieren lezen.